Met een zekere regelmaat dringt de gedachte aan het kloosterleven zich aan me op, als een aantrekkelijk – maar toch ook onbereikbaar – ideaal. De laatste keer was tijdens het beluisteren van een indrukwekkende opera van Francis Poulenc, Dialogues des Carmélites. Het verhaal gaat over zestien vrouwen, van piepjong tot stokoud, die ten tijde van de Franse Revolutie weigeren hun gemeenschappelijke gebedsleven op te geven. Daarom worden ze ervan verdacht aanhangers te zijn van het ancien régime, en veroordeeld tot de dood door onthoofding. De laatste tien minuten van de opera verklanken de laatste minuten uit het leven van de zestien zusters, hun klaaglijke, maar toch ook standvastige Salve Regina, dat langzaam wegsterft naarmate de vrouwen één voor één door een ijzingwekkende klap van de guillotine tot zwijgen worden gebracht:
Salve Regina, mater misericordiae;
Vita, dulcedo et spes nostra, salve. (3x)
Ad te clamamus, excules filii Evae.
Ad te suspiramus, gementes et flentes (2x)
in hac lacrimarum, lacrimarum valle.
Eia ergo, advocata nostra, illos tuos
misericordes oculos ad nos convente.
Et Jesum, benedictum fructum ventris tui,
nobis post hoc exsilium ostende.
O clemens, o pia,
O dulcis Virgo Maria. (2x)
Deo Patri sit gloria
et Filio qui a mortuis
surrexit ac Paraclito
in saeculorum saecula,
in saeculorum…
Wees gegroet, Koningin, genadige moeder;
Ons leven, onze hoop en toeverlaat, wees gegroet.
Tot u roepen wij, ontheemden van Eva.
Tot u smeken wij, zuchtend en wenend,
in dit aardse tranendal.
Daarom dan, onze pleitbezorgster,
sla op ons uw barmhartige ogen.
En toon ons, na deze ballingschap,
Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot.
O genadige, o liefdevolle,
O zoete maagd Maria.
Ere zij God de Vader
en de Zoon, die uit de doden
is opgestaan, en de Trooster
in de eeuwen der eeuwen,
in de eeuwen…
De overgebleven vrouwen zingen dapper door, met steeds minder in getal zijn ze. Steeds serener klinkt hun zang, steeds ijler ook. Sterft met hen de traditie van het kloosterleven, die, hoewel ze in de negentiende en vroege twintigste eeuw nog een laatste opleving kent, in onze tijd een rariteit is geworden?
Nee, volgens mij bestaan er ook tegenwoordig nog talloze kloosterzusters en -broeders. Ik ken er zelfs een paar, spreek soms met ze af of mail met ze – met de broeders in beperkte mate, alsof er tralies tussen ons bestaan die ons ervan weerhouden het spirituele door het hartstochtelijke te laten vertroebelen. Maar ‘berichtjes als het jouwe en deze zijn zo klein dat ze door de tralie passen’, schreef een broeder laatst.
Ze vallen niet zo op, de kloosterlingen van de eenentwintigste eeuw, maar je kunt ze herkennen aan hun neiging tot ‘kluizenaren’ (een werkwoord dat een vriendin van mij gebruikt om haar periodes van bezinning en creativiteit aan te duiden), aan hun smaak ook, die soms opvallende overeenkomsten vertoont. Het was een broeder die me Dialogues des Carmélites adviseerde: ‘Ik wist dat je het mooi zou vinden; en inderdaad, dat einde van Poulenc is schoonheid en wreedheid inéén, ondraaglijk dus.’
Afgelopen week raadden twee zusters me, onafhankelijk van elkaar, de poëtische muziek van zangeres Eefje de Visser aan. In een liedje van haar, Er is, ontwaar ik een echo van de geest van de onschuldig vermoorde karmelietessen: ‘Niemand heeft een misdaad begaan. We zijn er niet aan onderdoor gegaan. Nee, we gaan door’, we leven – onopvallend – voort in alle hedendaagse minnaars van het ware, het schone en het goede.
Er is
We gaan door
Niemand heeft iets opgemerkt
En er viel niet veel op
Ik denk niet dat dat het opviel
Ik heb er niets van gemerkt
Ik ben vergeten hoe we gegaan zijn
Ik ben vergeten hoe het gegaan is
Ik wilde weten waar we waren
En
Ik wilde weten hoe het ons afging
Er is een zon vlakbij die boven ons langs gaat
Er is vlakbij een maan waaronder we door gaan
We gaan door
Niemand is hier dakloos hoor
Niemand heeft iets gedaan
Misdaan
Niemand heeft een misdaad begaan
We zijn er niet aan onderdoor gegaan
Nee
Ik wilde weten hoe het ons afging
Er is een zon vlakbij die boven ons langs gaat
Er is vlakbij een maan waaronder we door gaan