Als student was ik altijd naarstig op zoek naar voorbeelden: mensen die niet alleen, zoals de meeste van mijn studiegenoten, in de boeken doken voor zover dat nodig was om hun tentamens te halen, maar échte intellectuelen, die lieten zien dat studeren een levenslange liefde en een manier van leven kan zijn. Grappig genoeg bleken sommige van mijn favoriete intellectuelen, waaronder een antiquaar die literatuur en kunst-boeken verkocht en bijna alles weleens leek te hebben gelezen, en een vertaler die zich soms maandenlang als een kluizenaar kon onderdompelen in de wereld van zijn favoriete schrijvers, uiteindelijk de voorkeur te geven aan muziek boven boeken. Muziek gaat nog dieper, vonden ze allebei, en verklankt meer raadselen en nuances dan ooit in taal kunnen worden uitgedrukt. De boekhandelaar verkocht trouwens ook tweedehands cd’s en de vertaler speelde dagelijks urenlang viool.
Zelf begreep ik niet goed hoe je, als denkerig type, meer van muziek dan van boeken kunt houden. Ook ik was weliswaar een groot muziekliefhebber: soms zat ik wel twee keer per week in het Concertgebouw, en tijdens de Zaterdagmiddagconcerten in de Domkerk ontdekte ik graag religieuze componisten uit de barok en renaissance. Klassieke muziek bracht me in wonderlijke stemmingen die ik nooit eerder had verkend, en wakkerde – vooral Bach – mijn verlangen aan naar transcendentie, naar een diepe duik in het mysterie van het bestaan. Toch bleef ik na het luisteren altijd een beetje onbevredigd achter, want wat de muziek me had gebracht kon ik niet in gedachten vatten en daardoor niet vasthouden, herkauwen of overdenken, iets wat me wél lukte met de ideeën die me via boeken en colleges werden aangereikt. Composities lieten me iets voelen, suggereerden iets, maar waren te ijl om houvast te kunnen bieden of mijn wereldbeeld drastisch te veranderen, zoals Sein und Zeit van Heidegger en Misdaad en straf van Dostojevski wél hadden gedaan.
Uiteindelijk leerde ik muziek te gebruiken als een stemvork om mijn geest af te stellen op de filosofen die ik bestudeerde. Zo hielpen Haydn en Mozart me om in de stemming te komen voor opgeruimde verlichtings-denkers zoals Hume en Kant, terwijl Beethoven en de romantici me klaarstoomden voor Schopenhauer en Nietzsche, en Bach me hielp om dieper door te dringen in de geloofsbeleving van Kierkegaard, Luther en Augustinus. Pas na mijn studie ben ik muziek gaan beschouwen als doel op zich: de stemming waarin een muziekstuk je brengt, hóeft niet per se intellectueel onderzocht en uitgediept te worden, maar kan ook op zichzelf bestaan, en mag gerust wegebben als het concert of de cd is afgelopen; eventueel zet je je cd-speler op repeat om het bewuste gevoel iets langer vast te houden.
Toch lukt het me niet altijd om zo gelaten met muziek om te gaan. Zo nu en dan, bijvoorbeeld tijdens het beluisteren van de cellosuites van Ernest Bloch die ik onlangs heb ontdekt, speelt mijn intellectuele bezit-terigheid weer op en wil ik meer grip krijgen op de muziek – niet alleen met mijn gevoel, maar ook met mijn verstand. Wat betekent die wonderlijke vermenging van Bachs esthetiek, moderne grilligheid en joodse melancholie die ik in Blochs muziek ontwaar? Hoe kan ikzelf meer vanuit dat bijzondere gevoel – een soort seculiere spiritualiteit – gaan leven, en welke boeken en gedachten helpen me daarbij?