Als ik een fruitvliegje of een mug doodsla, heb ik altijd de neiging om mijn excuses te maken, soms hardop, maar meestal in gedachten. Ik heb gezien hoe het diertje zijn best deed om aan mijn vervaarlijke handen te ontkomen, hoe het hysterisch door de ruimte zigzagde, en interpreteer dat als een uiting van paniek. Het heeft me altijd verbaasd hoe mensen naar stukjes dood vlees op hun bord kunnen verlangen, hoe ze zonder wroeging of afkeer hun tanden in dierenlijkjes kunnen zetten, meestal van wezens die hun korte bestaan onder concentratiekampachtige omstandigheden hebben doorgebracht. Sinds mijn zesde, toen ik ontdekte dat vlees van dode dieren afkomstig is, ben ik vegetariër.
Paradoxaal genoeg ben ik altijd leren schoenen en tassen blijven dragen – ik troostte me met de gedachte dat dieren meestal niet speciaal voor dat doel worden geslacht, maar dat huiden bijproducten zijn van de vleesindustrie. Een in een tas of schoen verwerkte dierenhuid is bovendien gedroogd, en lijkt in niets meer op het zachte, voelende oppervlak dat het eens is geweest. Het vlees op ons bord daarentegen is vers, en heeft nog maar enkele dagen of weken geleden – als het tenminste niet ingevroren is geweest – tot een knorrend, loeiend of kakelend organisme behoord, dat naar voedsel, geslachtsgemeenschap en bewegings- vrijheid verlangde. Zo’n organisme behandelen alsof het slechts een ding is, vind ik gewelddadig en wreed.
Maar is geweld niet inherent aan het bestaan? De vitalistische filosoof Nietzsche suggereert dat ‘het leven in essentie, namelijk in zijn grondfuncties, krenkend, verachtend, uitbuitend, vernietigend huishoudt en zonder dit karakter helemaal niet denkbaar is’. Zelf ben ik altijd een voorstander van volstrekt pacifisme geweest. Ik veroordeelde niet alleen de vleesindustrie, maar ook het leger en het bestaan van landsgrenzen, die immers alleen door machtsuitoefening en dreiging in stand kunnen worden gehouden. Wie zijn wij om onze rijkdommen in West-Europa op te potten en uit de handen van het arme merendeel van de wereld- bevolking te willen houden? Vegetarisme alleen is niet voldoende, meende ik, maar hoe je helemaal ‘zuiver’ en ‘eerlijk’ door het leven kon gaan, zonder van enige vorm van uitbuiting te profiteren, dat wist ik niet.
Recent ben ik echter steeds meer met de nietzscheaanse gedachte gaan spelen dat het leven per definitie een geweldsdimensie kent. Wat leeft, wil blíjven leven en is daarom bereid zichzelf te verdedigen. Het wil ook sterker worden, zich uitbreiden en ruimte veroveren, want geen levend wezen voelt zich tevreden achter de zichtbare tralies van een kooi of de onzichtbare tralies van angst en vernedering. Inherent aan de waardigheid van mens en dier is het trotse verweer tegen aanvallen, en het verlangen naar gezondheid en vitaliteit. Misschien moest ik eens een periode ophouden met bidden voor het eten, en mijn voedsel niet langer als een geschenk beschouwen, maar als iets waar ik recht op heb, al is er milieuvervuiling aan te pas gekomen en lijden mensen elders ter wereld gebrek. Ikzelf besta nu eenmaal hier en consumeer wat binnen mijn bereik ligt – dat is volstrekt normaal en legitiem.
Al redenerend kwam ik tot de conclusie dat vlees eten misschien goed voor me zou zijn. Het bevat allerlei stoffen waarvan je als vegetariër al snel tekorten opbouwt, zoals ijzer en vitamine b12. Maar bovenal zou het me wellicht kunnen genezen van mijn hardnekkige (naïeve?) pacifistische idealen, die het leven er immers niet gemakkelijker op maken. Dus begon ik steeds vaker rond te drentelen op de vleesafdelingen van supermarkten, waar ik de glanzende roze hompjes in plastic verpakkingen met een mengeling van walging en fascinatie bekeek. Uiteindelijk besloot ik met een kant-en-klaarmaaltijd te beginnen, zodat het vlees reeds verwerkt was en er niet zo angstaanjagend ‘vlezig’ meer uitzag. Gisteren zette ik de stap en kocht bij een biologische winkel spaghetti bolognese met zestien procent rundergehakt. Ik zorgde ervoor dat ik scheurde van de honger, zodat de lust de weerzin overwon, en watertandend begon ik met eten.
Maar dat het zó moeilijk zou zijn, had ik onmogelijk kunnen voorzien. Mijn bord moest leeg, besloot ik van tevoren – je gooit toch immers geen dood dier in de vuilnisbak? (Ik herinner me dat ik als kind de overge-bleven stukjes vlees op het bord van mijn ouders in de tuin wilde begraven, op de plek waar ook mijn over-leden konijn een grafje had.) Het gehakt was behoorlijk sterk gekruid, maar de vleessmaak proefde ik er dwars doorheen. Die was weeïg en vet, en ik kon niet ophouden met denken: dus zo smaakt de dood.
Drie kwartier lang (ik at tergend traag) drong het iedere seconde tot me door dat ik een dier tussen mijn kiezen aan het vermalen was, een medeschepsel. Stel je als vleeseter eens voor dat je op een dag verplicht een portie mensenvlees moest eten. Zou je dan niet het gevoel hebben iets heiligs te schenden? Zou je het ook maar een moment lekker kunnen vinden? Mij lukte dat althans niet met het stukje rund op mijn bord. Ik ken koeien te goed, hoe ze bewegen en loeien en uit hun lodderige ogen kijken. Uiteindelijk was hij op en dobberde hij rond in mijn maag. Maar beter dan ooit tevoren wist ik nu waarom ik vegetariër geworden was.
En vegetariër blijf ik. Mijn recent ontwikkelde acceptatie van de geweldsdimensie van het bestaan verdwijnt daarmee niet; net als Nietzsche geloof ik dat alle vormen van leven doortrokken zijn van een zekere ‘wil tot macht’. Maar juist omdat ik zelf sterk wil zijn, gun ik ook een dier zijn bewegingsvrijheid en een levensloop die niet vóór het aanbreken van de ouderdom wordt afgekapt. Dus blijf ik me behelpen met ijzerpilletjes en een zo gebalanceerd mogelijk vegetarisch dieet. Ik ben niet van mening dat andere mensen dat ook zouden moeten doen. Op de vraag of vlees eten goed of verkeerd is, heb ik geen definitief antwoord. Kwam mijn walging van gisteravond niet voornamelijk voort uit het feit dat ik sinds mijn jeugd vegetariër ben geweest? Of was het een adequate, door en door morele reactie, die aldus een universele strekking heeft? Ik kan het niet zeggen, en weet alleen dat dit mijn laatste portie was.
Voer voor verstokte carnivoren, trotse flexitariërs en twijfelende vegetariërs! Virtuoos om het doodslaan van een mug, Nietzsches ‘wil tot macht’ en de eigen poging om een stukje vlees te eten zo met elkaar in verband te brengen. De vraag of vlees eten goed of fout is ga ik ook niet beantwoorden, want dat leidt tot oeverloze discussies, maar dat ‘Nooit meer vlees’ mij sterkt om nooit meer vlees te eten staat vast. Hulde.
LikeLike
Ik heb de redenatie van vegetariërs om wel leer te gebruiken nooit echt gesnapt. Volgens dezelfde redenering, maar dan omgekeerd, zou je als vegetariër gerust vlees van nertsen of babyzeehondjes kunnen eten. Die worden immers primair om hun vacht gedood, en is juist het vlees een bijproduct.
LikeLike
Ik ben het met je eens dat het dragen van leer inconsequent is. Geen excuses.
LikeLike