Empathie met mate

In psychologiemagazines en populaire boeken over moraal speelt empathie tegenwoordig een belangrijke rol. Het begrip – afgeleid van het Griekse em (in) en pathos (gevoel) – wordt pas sinds het begin van de twintigste eeuw gehanteerd; daarvoor waren christelijke noties als naastenliefde belangrijker. Naastenliefde gaat in eerste instantie om het gevoel van degene die liefheeft, terwijl empathie de nadruk legt op het gevoel van de naaste, waarin de empathische persoon op de een of andere manier zou moeten binnentreden. Maar wat houdt dat ‘binnentreden’ of ‘invoelen’ in andermans gevoelens eigenlijk in?

Je zou kunnen denken dat het, op een heel basaal niveau, om het overnemen van de gevoelens van de ander gaat. Dat kan zelfs een klein kind. Zo schijnt de baby van een depressieve of gestreste moeder minder te lachen dan de baby van een moeder die onbezorgd en vrolijk is. Ook steken baby’s elkaar vaak onderling met huilen aan: begint de één, dan volgen ook de anderen. De autistische zoon van de Australische dichter Les Murray begint vaak hysterisch te schreeuwen om andermans woedeuitbarstingen te overstemmen. Hij heeft die woede van anderen dus, ondanks of juist door zijn autisme, haarfijn aangevoeld en zelfs overge- nomen. Maar is dat empathie?

Ik denk dat de meeste mensen die vraag met ‘nee’ zouden beantwoorden. Empathie heeft weliswaar met het voelen van andermans emoties te maken, maar er is nog een ander belangrijk aspect: dat je je ervan bewust blijft dat het om ándermans gevoelens gaat. Wanneer je je immers laat opwinden door de woede of je laat terneerslaan door het verdriet van de ander, is noch die ander, noch jijzelf daarbij gebaat. Mogelijk loopt een situatie waarin twee mensen in dezelfde heftige stemming verkeren juist uit de hand. Het gaat bij de tegenwoordig zo vaak aangeprezen vorm van empathie vooral om de juiste maat: dat je je voldoende openstelt om iets mee te krijgen van de emoties van de ander, een lichamelijk steekje, een subtiele vleug gevoel, zonder dat je volkomen door het overgenomen gevoel in beslag wordt genomen, en als gevolg meer oog hebt voor jezelf dan voor de ander.

Empathie lijkt dus, grappig genoeg, gebaat te zijn bij een zekere óngevoeligheid voor het gevoel van de ander: een kleine, voorzichtige dosis empathie is genoeg. Bovendien is het verstandig om een pakket van empathische standaardreacties paraat te hebben: ‘Goh, wat erg voor je’, ‘Hoe voelde dat?’, ‘Ja, dat kan ik me goed voorstellen’, een zachtaardige, meelevende blik, de juiste glimlach, de juiste frons, een arm die je op het juiste moment bij de ander om de schouder slaat. Al die ‘methodes’ wapenen je in zekere zin tegen al dat gevoel dat je van buitenaf bestormt: door niet mee te gaan in al die hevigheid, zélf volledig aangeslagen, maar een vriendelijke, troostende buitenstaander te blijven, bevestig je de situatie: jíj bent degene die huilt en nu mijn steun nodig heeft, niet andersom.

Slothypothese: juist kinderen en mensen met autisme, die heel basaal door andermans emoties worden aangedaan, zijn – in letterlijke zin – het meest empathisch. Wijs en volwassen word je naarmate je een beetje afgestompt bent geraakt, met als voordeel dat je zowel jezelf als de ander beter kunt beschermen tegen de dwingende, verwarrende duiveltjes die emoties kunnen zijn.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s